Chinese of Bengaalse roos China; 1,5 m.
Synoniem: R. indica LINDL..
Rósa sinénsis (chinénsis) komt bij ons niet of zeer spaarzaam voor, doch is toch van groot belang, omdat deze soort de stamvorm is van vele cultuurvormen, zoals b.v. de bekende maandrozen, de miniatuur- of Lawrence-rozen, de Bourbon- en Noisette-rozen; bovendien hoort hiertoe ook de Manettiiroos, welke bij ons zeer veel wordt gekweekt voor onderstam. Struiken, opgaand groeiend, groene twijgen met min of meer rode, haakvormige stekels, 3-5-tallige bladeren met kleine, met de bladsteel vergroeide steunblaadjes en rose, rood of wit gekleurde bloemen, alleenstaand of in weinigbloemige tuilen.
Bladeren zeer laat afvallend, bijna lederachtig, blaadjes 3-5 cm lang, eivormig-ovaal, met spitse top en afgeronde bladvoet, bladrand gezaagd, topblaadje soms groter, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde lichtgroen, kaal. Bloemen half gevuld, in Juni tot September, bloemsteel en kelk met klieren bezet; kelkslippen ingesneden, teruggeslagen; stijlen half zo lang als de binnenste krans van meeldraden; bottels lang groenblijvend, later vuilbruin.
R.s. var. semperflórens KOEHNE, synoniem: R.semperflórens CURT., wijkt van de soort af door minder gestekelde, iets rankende twijgen, terwijl de bladeren bruingroen zijn getint; bloemen lichttot donkerrood, zeer lang doorbloeiend. Hiertoe behoren de zogenaamde maandrozen Fellemberg en Hermosa.
„Fellemberg” FELLEMBERG, werd vroeger zeer veel aangeplant voor grote groepen; deze heeft bruin getinte bladeren en donkerrode bloemen, zeer lang doorbloeiend.
„Hermosa” MARCHESEAU, bloeit met goed gevulde, rose bloemen, terwijl tot de maandrozen ook wordt gerekend Leuchtfeuer H. KIESE (Grusz an Tepütz X Cramoisi-Superieur) een gedrongen groeiende vorm met iets geurende, scharlakenrode bloemen, goed gevuld en zeer lang doorbloeiend.
R.sinénsis var. minima Voss, synoniem: R.lawrenceána SWEET.
Zeer laagblijvend struikje met zeer kleine ovale, naar de top puntig toelopende fijn gezaagde blaadjes.
Bloemen tot 3 cm in diameter, enkel, lichtrose.
Hiertoe behoort Rósa rouléttii CORREVON, een miniatuurroosje, dat slechts 15 cm hoog wordt en van April tot November bloeit met zeer kleine, lichttot helderrose bloemen. Deze wordt zelden voor tuinbeplanting gebruikt, soms voor rotstuinen en in pot gekweekt voor de serre.
Tot R.roulettii behoren de navolgende miniatuurrozen:
„Baby Goldstar” P.DOT (Eduard Toda X rouléttii);
zeer laagblijvend, met kleine zachtgroene blaadjes;
bloemen halfgevuld, 12-15 bloemblaadjes, iets ruikend, primula-geel.
„Josephine Wheatcroft” P. DOT (Eduard Toda X rouléttii) ; bladeren zeer klein; bloemen met 16 bloemblaadjes, zuiver geel, later lichtgeel.
„Perle d’Alcanada” P. DOT {Porie des Rouges X rouléttii)', tot 20 cm hoog wordend en zeer rijk bloeiend met karmijnrode bloemen; deze zijn half gevuld, met 15-20 bloembladen.
„Perle de Montserrat” P.DOT {Cecile Brunner X rouléttii) ; zeer compact groeiend, met fijn gekartelde glanzend groene blaadjes; bloemen halfgevuld, 18 bloemblaadjes, lichtrose, in het centrum rose.
„Pour Toi” MEILLAND (afkomst onbekend); compact groeiend struikje, zeer rijkbloeiend met half gevulde witte, in het centrum iets geel getinte bloemen.
„Red Imp” DE VINK (Ellen Poulsen X Thorn Thumb);
een van de hoogst groeiende vormen, 20-25 cm, zeer rijkbloeiend met goed gevulde donkerrode iets ruikende bloemen.
„Rosada” P.DOT (Perle d'Alcanada X rouléttii); tot 20 cm hoog wordend, met kleine zwak glanzende blaadjes; bloemen half gevuld, 25 bloemblaadjes, rose, naar de rand iets donkerder rose.
R.s. var. viridiflóra DIPP., synoniem: R.viridiflóra LAV., de groen bloeiende roos, is meer interessant dan mooi;
de struik bloeit zeer rijk, terwijl de bloembladen en meeldraden bladachtig zijn vergroeid.
R.s. var. manéttii DIPP., synoniem: R.manéttii CRIVELLI, heeft half gevulde, licht tot donkerrose bloemen aan borstelig en klierachtig behaarde bloemstelen. Deze vorm is alleen van belang als onderstam; voor dit doel werd zij bij ons veel gekweekt voor de export; bij ons is de onderstam te zacht.
X R.noisettiána THORY (sinénsis X moscháta); sterk groeiende struik met iets rankende twijgen en matglanzend donkergroene 5-7-tallige bladeren; bloemen goed gevuld, geel, wit, of soms rood getint, in tuilen. De zogenaamde Noisette-Hybriden zijn van deze afkomstig; enkele hiervan zijn:
„Bouquet d’Or” DUCHER, een oude, doch nog zeer aanbevelenswaardige leiroos met grote, goedgevulde, zalmkleurig gele bloemen.
„Rêve d’Or” DUCHER, sterk rankend; bloemen tamelijk groot, goed gevuld, diepgeel, soms koperkleurig getint.
„William Allen Richardson” VVE DUCHER (sport van Rêve d'Or), bloemen middelgroot, oranje-geel, heerlijk ruikend en vooral in de knop zeer mooi.
X R.borboniána DESP., (R. sinénsis X R. gállica), synoniem: X R.borbónica CHAIX.
De bourbonroos vormt een tamelijk hoge struik met klierachtig behaarde, jonge twijgen en bladstelen, 5-7-tallige bladeren met eivormige of ei-lancetvormige blaadjes, afgeronde bladvoet, toegespitste top, scherp gezaagde rand; bloeit in Juli-September met gevulde of half gevulde, rood of donkerrood getinte bloemen, in weinigbloemige tuilen.
Bourbon hybriderozen zijn kruisingen van deze, met hybriden uit de Gállicae-groep; hiertoe behoort de bijna vergeten „Souvenir de la Malmaison” BELUZE, welke zeer rijk bloeit met een weinig afgeplatte, goed gevulde, bijna witte, in het centrum licht vleeskleurig getinte bloemen aan korte bloemstelen.