Eglantierroos Europa; 2 m.
Synoniem: R.rubiginósa L..
De eglantierroos, of „Sweet Brier”, komt vrij algemeen op onze hoge gronden voor; hij wordt ook veel gekweekt voor beplanting langs bosranden, voor onderplanting of voor het vormen van dichte hagen.
Het is dan ook een zeer dicht groeiende struik met kleine, donkergroene bladeren, die aan de onderzijde dicht bezet zijn met sterk naar appels ruikende klieren, in Juni-Juli zeer rijk bloeiend met kleine, rose bloemen, die worden opgevolgd door bijna ronde, rode bottels met meestal teruggeslagen kelkslippen.
Twijgen dicht bezet met sterk gekromde, aan de voet schijfvormig verbrede stekels, soms gemengd met borstels; bladeren 5-7-talIig, met zeer brede steunblaadjes met kort gesteelde klieren bezet; blaadjes 1,5-3 cm lang, rond-ovaal, met stompe top en afgeronde bladvoet, rand enkel gezaagd, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde zeer kort grijs behaard.
Bloemen 3-5 cm in diameter, rose, aan geklierde bloemstelen, alleenstaand of tot 6 bijeen; bottels tot 1,5 cm lang.