N.-Amerika, Canada; 1 m.
De meidoornbladige of Amerikaanse bergkruisbes vormt een kleine struik met gestekelde, tamelijk dunne, iets overhangende twijgen, glanzend groene, op die van Crataégus oxyacántha gelijkende bladeren en bloeit April-Mei met kleine onaanzienlijke bloemen, die opgevolgd worden door kleine, rode vruchten. Van deze soort stammen vele grootvruchtige Amerikaanse vormen af.
Bladeren kort gesteeld, meestal 5-lobbig, 2-4 cm lang, in algemene omtrek bijna rond, met zwak hartvormige bladvoet, tot op hoogstens ⅓ van het blad ingesneden, lobben evenals de top stomp toelopend en getand, eerst aan beide zijden behaard, later bovenzijde kaal, glanzend donkergroen, iets rimpelig, onderzijde heldergroen, blijvend spaarzaam behaard. Bloemen ongeveer 8-10 mm in diameter; alleenstaand of 2 bijeen, kort gesteeld; kelkbladen iets langer dan de kroonbladen; meeldraden even lang als of iets korter dan kroonbladen, vrucht 1 cm lang, rond, kort gesteeld, glad, bij rijp worden bijna zwart getint, zoet smakend.
