O. N. Amerika; 2 m.
Synoniem: Grossulária cynósbati MILL..
Zeer veel op R.grossulária gelijkend, een dichte struik vormend met aan de top iets overhangende twijgen; deze tamelijk dun, gestekeld; stekels alleenstaand of 3-delig, 1 cm lang, dun. Bladeren 3-5 cm in diameter, aan tot 3,5 cm lange, behaarde bladstelen, 3-5-lobbig, eerst aan beide zijden behaard, later bovenzijde spaarzaam behaard, grijs-groen, onderzijde dicht behaard, bijna zelfde kleur. Bloeit Mei-Juni met groen-witte bloemen, alleenstaand of 2-3 bijeen, lang gesteeld, met behaarde schutbladen; meeldraden langer dan de kroonbladen doch korter dan kelkslippen; stijlen vóór de meeldraden uitstekend.
Vrucht 1 cm in diameter, rond of bijna rond, wijnrood met borstelvormige stekels, zoet smakend.