M.- en O. N.-Amerika; 8-10 m.
Synoniem: R. americána HORT., R. hírta SUDW..
Bovenstaande soort is bij ons als fluweelboom, bij onze oostelijke buren als Essigbaum bekend; zij wordt een vrij hoge struik of kleine boom, met sterk afstaande, broze takken, een brede kroon vormend.
De sierwaarde van deze soort wordt bepaald door de grote, glanzend groene, geveerde bladeren, welke in het najaar zeer mooi scharlakenrood verkleuren en de karmijnrood behaarde vruchtkolven. Daarom wordt Rhus týphina zeer veel aangeplant, hoofdzakelijk in kleine groepen of alleenstaand, tegen hoger opgroeiend loofhout. Hij verlangt een zonnige standplaats en een droge, doch vruchtbare zandgrond.
Jonge twijgen zeer dicht en fijn behaard; bladsteel behaard; bladeren tot 40 cm lang met 6-15 paar blaadjes; deze ongesteeld, 5-12 cm lang, eerst aan beide zijden behaard, later kaal, bovenzijde glanzend groen, onderzijde grijs-groen, ei-lancetvormig, de top puntig toelopend, bladvoet afgerond of zeer zwak hartvormig.
Bloeit Juni-Juli met kleine, groen-gele bloemen in tot 20 cm lange, eindstandige, opstaande trossen of pluimen; vrucht karmijnrood behaard.
R. t. var. laciniáta WOOD groeit niet zo sterk als de soort; bladeren zeer diep ingesneden.
R. t. var. dissécta REHD. komt nog zeer weinig voor en onderscheidt zich van de vorige variëteit door smallere, dieper ingesneden blaadjes, meer op R. glábra var. laciniáta gelijkend, doch meer opgaand groeiend.