China, Japan; 5-8 m.
Synoniem: R. semialáta MURR., R. S. var. osbéckii DC., R. javánica THUNB..
Deze zeer mooie Rhus wordt een vrij hoge struik of kleine boom met tamelijk stevige, geel-bruine, aan de top behaarde twijgen en grijs-bruine takken;
hij vormt een bijna ronde kroon. De stam is kort en stevig met een ruwe afschilferende schors.
In de zomer is deze soort zeer spoedig te herkennen aan de brede, eivormige blaadjes, terwijl de bladsteel breed gevleugeld is; ook de zeer grote, losse bloempluimen met geel-witte bloemen, zijn een zeker kenmerk. Bladsteel behaard, grote, geveerde bladeren aan jonge, sterk groeiende exemplaren een lengte bereikend van 40 cm, aan oude bomen of struiken gewoonlijk niet langer dan 25 cm, bovenzijde dof donkergroen, langs de middennerf behaard, onderzijde geheel kort bruinviltig behaard, in het najaar rood-bruin verkleurend, gewoonlijk 3-6 paar zijblaadjes;
deze zijn 6-12 cm lang, eivormig of breed lancelvormig, het topblaadje veel groter dan de zijblaadjes, top toegespitst, blad voet afgerond of soms wigvormig, toelopend, bladrand groot gezaagd, bij de bladvoet gaaf. Bloeit in Augustus in tot 25 cm lange, losse, eindstandige pluimen. Vruchten volgens REHDER oranjerood; zelf zag ik alleen planten met ♂ bloemen.