Japan; 2 m.
Synoniem: R. kerrioídes SIEB. et Zucc., R. tetrapétala MAK..
Bij ons gedrongen groeiend, in Japan een vrij grote struik vormend, met kort gesteelde, heldergroene bladeren, in Mei-Juni bloeiend met meestal alleenstaande, zuiver witte bloemen, opgevolgd door meestal vier bijeen zittende, glanzend zwarte vruchtjes. Een zeer mooie struik voor grote groepen.
Jonge twijgen eerst groen, aan de top bruin getint, later grijs-bruin. Bladeren 4-8 cm lang, 3-4,5 cm breed, bovenzijde heldergroen, kaal, onderzijde lichter, eerst zijdeachtig behaard, later meer kaal wordend, overstaand, zeer kort gesteeld, eivormig of ei-lancetvormig, meestal afgeronde basis, spitse top, bladrand scherp dubbel gezaagd.
Bloemen zuiver wit, 3-5 cm in diameter, met 4 vlak uitgespreide kroonbladen, 50-60 meeldraden met gele helmknoppen, de meeldraden korter dan de kroonbladen; vruchten in October rijp wordend, glanzend zwart en ter grootte van een erwt, gewoonlijk 4 bijeen.