Kaukasus, 3 m.
Sterk groeiende struik, opvallend door de dicht viltig behaarde, jonge twijgen en onderzijde der bladeren, einde Mei en Juni zeer rijk bloeiend met tamelijk grote, lila-rose bloemen in veelbloemige, eindstandige tuilen; liefst in halfschaduw te planten. Bladeren 6-14 cm lang, elliptisch of omgekeerd lang-eivormig, in de winter vaak met ingerolde rand, bovenzijde matglanzend donkergroen, onderzijde zeer dicht grijs- of lichtbruin-viltig behaard. Bloemen 4-6 cm in diameter aan viltig behaarde bloemsteel; vruchtbeginsel en meeldraden aan de voet wollig behaard.