Amerikaanse vogelkers O. N.-Amerika; 30 m.
Synoniem: pádus serótina AGARDH, Cérasus serótina LOISEL..
Gewoonlijk wordt deze soort als struik gekweekt en dan gebruikt voor onderbeplanting of windsingel; als boom gekweekt bereikt hij ook bij ons een vrij grote hoogte en heeft dan een gladde, grijs-bruine, fijn afschilferende stam, eerst afstaande, later meer omhoog groeiende takken, een gesloten, breed-pyramidale kroon vormend. Jonge twijgen eerst groen, later glanzend bruin, kaal; bladeren 5-12 cm lang, ei-lancetvormig, met afgeronde soms zeer smal toelopende bladvoet, toegespitste top en fijn gezaagde bladrand, bij het uitlopen geelgroen, later glanzend groen, dun, aan tot 2,5 cm lange, geklierde bladstelen.
Bloeit Mei-Juni met witte bloemen in tot 14 cm lange hangende trossen; bloemen 8-10 mm in diameter met hoekige kelkbladen en omgekeerde-eivormige kroonbladen; vruchten tot 10 mm in diameter, bijna rond, bij rijp worden zwart, met gladde, aan de top spitse stenen.
P.s. var. asplenifólia SCHWER. vormt een hoge struik of kleine boom met onregelmatig ingesneden bladeren.
P.s. var. phelloídes SCHWER. heeft lancetvormige bladeren met zeer lang toegespitste top.
P.s. var. pyramidális ZAB., synoniem: P.s. var. fastigiála HORT. vormt een kleine boom met pyramide-vormige kroon.
P.s. var. péndula DIPP.; hoog opgroeiende struik, met slank neerhangende twijgen.
P.s. var. cartilagínea JAEG.; bladeren iets lederachtig, tot 15 cm lang, bovenzijde glanzend groen, in het najaar weinig of niet verkleurend.
