Perzik China; 3-6 m.
Synoniem: Amýgdalus pérsica L., Pérsica vulgáris MILL..
Hoge struik of kleine boom met kale, gladde twijgen; knoppen gewimperd; bladstelen 1-1,5 cm lang, geklierd; bladeren langwerpig-lancetvormig, scherp gezaagd, top lang gepunt, bladvoet stomp of afgerond, glanzend heldergroen, geheel kaal.
Bloemen 2,5-3,5 cm in diameter, gewoonlijk alleenstaand, zeer kort gesteeld, vóór de bladontwikkeling, rose, met behaarde kelkbladen en behaard vruchtbeginsel; vrucht 5-7 cm in diameter, vlezig, fluweelachtig behaard, bijna rond, aan de top stomp toelopend; pit of binnenschaal zeer hard, diep gegroefd.
De gewone perzik komt voorzover mij bekend niet meer in het wild voor, waarom dan ook de afkomst van deze soort soms verschillend wordt opgegeven, o.m. Perzië, Kl.-Azië, enz..
Zeker is, dat de perzik reeds sedert eeuwen wordt gekweekt en dat de verschillende vormen, die om de sappige vruchten worden gekweekt zoals Amsden, Montagne enz., zowel als de kale perziken of Brugnons, als Lord Napier enz. van deze soort afstammen.
Behalve deze komen ook verschillende vormen voor, welke voornamelijk om de bloemen worden gekweekt, waarvan onderstaande wel de voornaamste zijn.
P.p. var. róseo-pléna HORT., bij ons als „Clara Meijer” bekend, zeer rijkbloeiend met tot 5 cm in diameter metende, gevulde donkerrose bloemen.
P.p. var. rubrifólia SPAETH; bladeren in het voorjaar bruin-rood getint; bloemen enkel, lichtrose;
vrucht bij rijp worden donkerrood kleurend.
P.p. var. dianthillóra DIPP. heeft half gevulde rose-rode bloemen, tot 5 cm in diameter; kroonbladen lang-eivormig, smaller dan die van de voorgaande variëteit.
P.p. var. péndula DIPP. heeft hangende twijgen en bloeit met kort gesteelde lichtrose bloemen.