Boerenjasmijn Laag blijvende tot zeer hoog opgroeiende struiken met gladde, vaak afschilferende twijgen met smal merg en meestal verborgen knoppen. Bladeren zomergroen, overstaand, meestal getand, zelden gaafrandig, min of meer handnervig. Bloemen wit of crème-wit, soms iets rood getint, alleenstaand of in eind- of okselstandige trossen; 4 kelk-en 4 kroonbladen; talrijke meeldraden; 4 vergroeide stijlen;
doosvrucht met talrijke, zeer kleine zaden.
Van bovengenoemd geslacht zijn ongeveer 40 soorten bekend, afkomstig van N.-Amerika, Azië en Europa;
met de talrijke variëteiten en tuinvormen behoren zij tot onze mooiste bloemstruiken, onderling in groeiwijze zeer afwijkend, doch alle aan het vorige jaar gevormde twijgen zeer rijk bloeiend met meestal witte, soms zeer sterk riekende bloemen. In elke tuin, hoe klein ook, is Philadélphus (in de volksmond jasmijnstruik) aanwezig, doch het beste leent hij zich voor grote groepen of als voorbeplanting in grote tuinen of parken. Hoewel hun lichteis gering is, zal toch een zonnige standplaats van grote invloed zijn op een goede ontwikkeling en daardoor rijkere bloei der struiken.
Men kweekt alle soorten en vormen van stek; de sterkst groeiende van winterstek, de lager blijvende en zwakker groeiende vormen van late zomerstek in de koude bak of op een beschaduwde plaats.
A. Bloemen 1-3, zelden meer bijeen; stempels meestal langer en breder dan de helm hokjes.
1. Stijlen, soms ook de stempels vergroeid; bladonderzijde blijvend behaard . . . . . Groep Gemmáti 2. Stijlen wollig behaard; stempels gedeeltelijk vergroeid; bladeren hoogstens 4 cm lang . . . . Groep Microphýlli 3. Stijlen meestal langer dan meeldraden, aan de bovenzijde gespleten, bloemen schotelvormig . . . . Groep Speciósi B. Bloemen meer dan 3 bijeen in trossen; stempels meestal kleiner dan de helmhokjes.
4. bloemen in opstaande trossen; kelk kaal . . . . Groep Coronárii 5. bloemen 5-11 bijeen, klokvormig; stijl korter dan de meeldraden . . . . Groep Seriacánthi 6. bloemen in soms zeer grote trossen of in pluimvormige trossen; kelk kaal, zelden behaard . . . . Groep Gordoniáni