Echte Christusdoorn [De volksnaam Christusdoorn wordt ook gegeven aan Gledítsia triacánthos, een uit M. N.-Amerika afkomstige boom met zeer grote, meestal 3-delige dorens; soms ook aan Euphórbia spléndens.] Z.-Europa; 6 m.
Synoniem: P. austrális GAERTN., P. aculeátus LAM., Rhámnus paliúrus L..
Ogenschijnlijk een voor tuinbeplanting minderwaardige struik, die bij strenge winters gewoonlijk sterk terugvriest, doch meestal in het voorjaar weer opnieuw uitloopt. Wanneer in Juni of Juli de lichtgele bloempjes te voorschijn komen, maakt de struik toch wel een gunstige indruk; merkwaardig zijn ook de kraagvormig gevleugelde vruchten, soms al aanwezig als de laatste bloemen nog aan de struik zijn. Overigens is het geen struik voor massabeplanting; enkele struiken op een zeer beschutte, zonnige plaats geplant voldoen echter wel. De groeiwijze is enigszins kwarrig, met kleine, eivormige of eivormig-ovale bladeren en tot dorens vergroeide steunblaadjes. Bladeren 2-4 cm lang en 1,5-2,5 cm breed, bovenzijde geel-groen, onderzijde iets blauw-groen, aan beide zijden kaal, met afgeronde, ook zwak hartvormige bladvoet, top stomp tot spits toelopend; bloemen zeer klein, in kleine trosjes, okselstandig, gewoonlijk aan de top der twijgen;
vrucht 1,5-2 cm in diameter (met vleugel), geel-groen getint.