Van dit geslacht, hetwelk onder de vaste of overblijvende planten een zo voorname plaats inneemt, is voor ons alleen de boompioen of P. suffruticósa van belang. Hoewel het type hier vrijwel onbekend is, komen toch zeer vele tuinvormen voor, daar alleen al in „The Manual of the American Peony Society” ruim duizend verschillende tuinvormen vermeld zijn. In ons land wordt een dertigtal vormen gekweekt, hoewel deze cultuur voorheen uitgebreider moet zijn geweest, daar de Fa KRELAGE in 1867 een 190-tal verschillende boompioenen in haar catalogus vermeldde. Boompioenen worden in onze tuinen en parken als solitairstruiken geplant; zij bloeien in Mei en Juni met zeer grote, eindstandige bloemen, welke soms tot 25 cm in doorsnede zijn. Zij verlangen een diep losgemaakte, humusrijke zandgrond en een zonnige, beschutte standplaats.
Men kweekt de verschillende vormen door veredeling onder glas op wortelstukken van Paeónia officinális; men past hiervoor de driehoeksenting toe; de enten worden met koperdraad aan de onderstam bevestigd; dit behoeft men later niet weg te nemen, daar de geënte plant dan op eigen wortels doorgroeit. De beste tijd is het voorjaar, hoewel het ook in de nazomer kan geschieden.