Gepubliceerd op 14-03-2019

Magnólia obováta THUNB

betekenis & definitie

Japan; 20-30 m.

Synoniem: M. hypoleúca SIEB. et Zucc..

Eén van de mooiste soorten, bij ons een kleine boom vormend met gladde, grijze stam en losse brede kroon, ongeveer 8-10 m hoog wordend. Als stamboom geplant is de stam zeer gevoelig voor zonnebrand, zodat men deze beschermen moet, totdat de kroon voldoende ontwikkeld is om de stam te beschermen. Jonge twijgen glanzend olijfgroen met duidelijk zichtbare lenticellen; knoppen kaal; bladsteel 2,5-5 cm lang, bij de twijg zeer breed uitlopend; bladeren zeer groot, soms tot 40 a 45 cm lang, bovenzijde enigszins glanzend fris groen, onderzijde lichtgroen en behaard, ovaal, naar beide zijden enigszins puntig toelopend. Even na de bladontwikkeling, gewoonlijk in Juni, komen de zeer grote bloemen te voorschijn, welke zo sterk ruiken dat het niet mogelijk is deze in huis in een vaas te plaatsen, daar de meloenachtige geur te hinderlijk is. Bloemen ongeveer 12-14 cm in doorsnede, kelkbladen min of meer karmijnrood getint, teruggeslagen, kroonbladen crèmewit, wasachtig, eerst meer opstaand, later teruggeslagen; meeldraden aan de basis purperrood. Vruchtstand zeer groot, eivormig, zaden karmijnrood.

< >