Japan, Korea; 4 m.
De japanse ligustrum vormt een opgaand groeiende, zomer- en wintergroene struik met stevige, lederachtige bladeren, in Juli-Augustus zeer rijk bloeiend met kleine, groen-witte bloemen in grote, losse, eindstandige pluimen. Deze, en ook onderstaande hier zeer veel op gelijkende soort, behoren tot onze mooiste groenblijvende struiken; beide verlangen een enigszins beschutte standplaats en een vochtige, humusrijke zandgrond. Vaak wordt deze soort met onderstaande Ligústrum lúcidum AIT. verward; deze laatste heeft echter grotere bladeren met duidelijk zichtbare zijnerven, terwijl deze bij het uitlopen niet of minder bruin getint zijn dan die van L.japónicum; de bloempluimen zijn ook langer, terwijl de meeldraden meer vóór de bloemkroon uitsteken.
Twijgen alleen bij het uitlopen onduidelijk behaard, spoedig kaal wordend, grijs met kleine grijze lenticellen; bladstelen 8-10 mm lang; bladeren 5-10 cm lang, 2,5-4,5 cm breed, bij het uitlopen sterk glanzend, later matglanzend, eivormig, top spits of toegespitst, bladvoet meestal breed-wigvormig, bovenzijde donkergroen, onderzijde licht- of geelachtig groen, aan beide zijden 4-5, niet overstaande en niet duidelijk zichtbare zijnerven. Bloeit Juli-Augustus in geheel kale, tot 15 cm lange pluimen; kroonlobben iets korter dan kroonbuis; vrucht mij onbekend, volgens HOEFKER eirond.
L.j. var. variegátum NICH., synoniem.: L.j. var. excélsum-supérbum HORT., is een laagblijvende struik met eerst geelbonte, later geel-wit gevlekte bladeren; verlangt een zeer beschutte standplaats.
L.j. var. rotundifólium BL., synoniem.: L.j. var. coriáceum LAV., L. coriáceum CARR., een gedrongen, opgaand groeiende struik, zeer langzaam groeiend, met kort gesteelde, lederachtige, meestal gedraaide of omgebogen bladeren. Deze zijn 2-5 cm lang, breedeirond, aan de top vaak uitgerand, glanzend donkergroen. Bloeit Juli-Augustus in gedrongen, eindstandige pluimen.
