N.-China, O.-Siberië, Amoergebied; 5 m.
Synoniem: L.ibóta var. amurénse MANSF..
Sterk groeiende struik met iets afstaande, eerst zacht behaarde, later kale grijze twijgen; bladeren kort gesteeld, 2,5-5,5 cm lang, ovaal of soms bijna elliptisch, top stomp of spits, blad voet afgerond of stomp, rand niet gegolfd, iets gewimperd, bovenzijde matglanzend donkergroen, kaal wordend, onderzijde iets lichter, met behaarde hoofdnerf. Bloeit Juni-Juli met crème-witte bloemen in tot 5 cm lange, af- of opstaande pluimen; bloemkroon ongeveer 8 mm lang; kroonlobben meer afstaand; meeldraden iets vóór deze uitstekend. Vruchten 6-8 mm lang, bijna rond, zwart, berijpt.