Struiken, halfstruiken of kruidachtige planten met 3-tallige, zelden enkelvoudige, gaafrandige bladeren.
Bloemen meestal in okselstandige, zelden in eindstandige trossen, meestal violet of karmijnrood, zelden wit of geel. Kelk klokvormig, getand, tanden gelijk of de 2 bovenste korter; vlag naar de voet puntig toelopend of kort gesnaveld; vleugel en kielblaadje lang gesnaveld; peulvrucht 1-zadig, niet openspringend.