O.N.-Amerika, Groenland; 1 m.
Synoniem: L.latifólium AIT..
Opgaand groeiende struik met kort gesteelde, 1,5-4 cm lange, 6-12 cm brede, ovale tot lang-elliptische bladeren, top meestal stomp toelopend, beklierd, bladvoet puntig toelopend, rand gaaf en sterk ingerold, bovenzijde dof donkergroen, iets rimpelig, kaal, onderzijde roestbruin viltig behaard. Bloemen ongeveer 1 cm in diameter, aan tot 2,5 cm lange, behaarde en spaarzaam beklierde bloemstelen; kelklobben zeer kort, stomp of bijna spits, kaal of zeer spaarzaam behaard; kroonbladen ovaal; meeldraden meestal 6-8; vruchtbeginsel geheel onbeklierd, bijna kaal; stijl even lang als meeldraden.
L.g.var. compáctum BEAN, tot 60 cm hoog wordend en soms bij ons als L.hirsútum HORT. voorkomend, wijkt van de soort af door iets kortere en bredere bladeren en meer gewelfde, gedrongen bloeiwijze.