Lavendel Planten met winter- en zomergroene lijnvormige bladeren; bloemen blauw-violet in schijnkransen in eindstandige, afgeknot aarvormige bloeiwijze;
bovenlip 2-, onderlip 3-slippig; duidelijke kroonbuis; kelk niet of zeer weinig 2-lippig; meeldraden 4, niet buiten de bloemkroon uitstekend; stijl aan de top niet gespleten. Enkele soorten en vormen zijn bij ons winterhard; zij verlangen een zonnige standplaats en kunnen door scheuren, van zaad of zomerstek worden gekweekt.