Japan, Korea; 1-1,5 m.
Synoniem: H.thunbérgii SIEB., H.opuloídes var. serráta REHD..
Zeer mooie struik, die voor laag blijvende groepen zeer kan worden aanbevolen, opgaand groeiend met tamelijk dunne twijgen, donkergroene, elliptische of eivormig-elliptische bladeren, welke in het najaar zeer mooi verkleuren, in Juli-Augustus zeer rijk bloeiend met wit of blauw gekleurde bloemen in bijna vlakke, eindstandige schermen met zeer grote rose of blauw getinte, steriele randbloemen. Van voorgaande soort is deze te onderscheiden door dunnere, in het voorjaar spaarzaam behaarde twijgen, meer aanliggende, spitse knoppen, aan de rand iets behaarde knopschubben, duidelijk netaderige bladeren en kleinere bloemschermen en doosvrucht.
Twijgen eerst iets behaard, spoedig kaal wordend;
bladstelen 1-3,5 cm lang, eerst behaard, later kaaien bruin-rood verkleurend; bladeren 6-12 cm lang, 4-7 cm breed, top spits of toegespitst, bladvoet meestal wigvormig, zelden afgerond, rand getand, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde iets lichter, spoedig kaal wordend en netaderig. Bloemtuilen spaarzaam behaard; randbloemen tot 2,5 cm in diameter;
doosvrucht met 3 korte stijlen.
H.s.var.acumináta WILS., synoniem: H.opuloídes var. acumináta DIPP., heeft grotere, tot 16 cm lange bladeren met lang toegespitste top en zeer vaak afgeronde bladvoet, in het najaar tot scharlakenrood verkleurend; zeer rijk bloeiend in bijna vlakke schermen;
randbloemen enigszins blauw getint.
H.s.var.stelláta WILS., synoniem: H.stelláta SIEB. et Zucc., H.opuloídes var. stelláta DIPP.; bladeren eivormig-elliptisch, aan beide zijden behaard, bovenzijde spoedig kaal wordend; bloemen in gewelfde tuilen, tot bijna 20 cm in diameter; bloemen eerst bleekgeel, later naar rose verkleurend. Soort en vormen worden van zomerstek gekweekt.
