Bladeren diep ingesneden of gelobd, behaard, de lobben meestal gaaf, aan de top gezaagd of getand; bloemen in schermvormige tuilen; kelk en bloemstelen behaard; vruchten groot, rond of peervormig, rood of geel, met aan de binnenzijde niet gegroefde stenen.
Alle tot deze groep behorende soorten en vormen zijn opvallend door de grijs getinte bladeren en meestal viltig behaarde bloemtuilen. Zij worden gekweekt van zaad of door te veredelen op C.orientális, daar veredelingen op C. monogýna eerst wel aanslaan, doch later niet goed doorgroeien.