Planten zomer- of zomer- en wintergroen met rankende twijgen, zonder of met meestal alleenstaande stekels;
bladeren 3-7-tallig met kleine, vrijstaande of alleen met de basis van de bladsteel vergroeide priemvormige steunblaadjes; bloemen in tuilen met kleine schutbladen; kelkslippen na het afbloeien teruggeslagen en afvallend, gaaf.