Van dit geslacht zijn bij ons slechts enkele soorten aanwezig; zij komen zeer zelden in parken of tuinen voor en worden dan ook bijna niet gekweekt. Evenals Tília behoren zij tot de Tiliaceae of linde-achtigen en wijken van eerstgenoemd geslacht af, door korter gesteelde bladeren, welke gewoonlijk bij de bladvoet zijn afgerond.
Struiken, zelden bomen, met zomergroene, enkelvoudige bladeren, gewoonlijk aan de bladvoet afgerond, bladrand enkel- of dubbel-gezaagd.
Bladstelen zeer kort. Bloemen 2-slachtig, 5 kelk- en 5 kroonbladen; talrijke vrijstaande meeldraden; bloemen in zijdestandige trossen met dicht behaarde bloemstelen; gemeenschappelijke bloemstelen zonder schutbladen; min of meer vlezige steenvrucht, 1-4-zadig.
Slechts enkele soorten van dit geslacht komen voor en dan nog in hoofdzaak in botanische collecties; zij verlangen een zeer beschutte, zonnige standplaats en een droge, doch vruchtbare bodem en worden vermeerderd door zaad, stekken van kruidachtig gewas, of door afleggen.