Z.-Europa; 30 cm.
Synoniem: G.trianguláris WILLD., G.triquétra WALDST. et KIT..
Kruipend, zeer laag blijvend struikje met bijna liggende takken en eerst opstaande, later overhangende of kruipende twijgen. Deze zijn onbehaard, 3-kantig, iets gevleugeld. Bladeren zittend, 12-20 mm lang,4-12 mm breed, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde iets grijs-groen, behaard, lancetvormig of ei-lancetvormig, top spits toelopend. Bloeit Mei-Juni met heldergele bloemen in korte, eind- of okselstandige trossen; peulvrucht tot ruim 2 cm lang, scherp gepunt, 3tot meerzadig.