Ruitachtigen Bomen, struiken of halfstruiken, zelden kruidachtige gewassen met zomer- of zomer- en winter-groene, verspreid staande of overstaande bladeren met olieklieren. Bloemen regelmatig, 1-2-slachtig, 4-5-tallig, kroonbladen soms ontbrekend, meeldraden 4 tot talrijk; vruchtbladen 4-5, zelden 1-3, min of meer vrij of geheel vergroeid; stijlen verschillend.
a. Bladeren geveerd.
Bladeren oneven geveerd, verspreid; bloemen 3-8-tallig in okselstandige bundels of trossen; samengestelde 2-kleppige doosvrucht; planten met stekels . . . . Zanthóxylum Bladeren oneven geveerd, verspreid; bloemen 4-5-tallig, in eindstandige trossen of schermen; openspringende doosvrucht; struiken of halfstruiken . . . . Rúta Bladeren overstaand; bloemen 4-tallig; vrucht een tweekleppige doosvrucht; winterknoppen vrij . . . . Evódia Bladeren overstaand; bloemen 5soms 6-tallig, in eind- of okselstandige trossen; zwarte steenvrucht; winterknoppen bijna geheel door de voet van de bladsteel omgeven . . . . Phellodéndron b. Bladeren 3-tallig.
Bladeren zomergroen, verspreid; bloemen groen-geel in schermen; gevleugelde, niet openspringende vrucht . . . . Ptélea Bladeren altijd groen, overstaand; bloemen 5-tallig, wit, in eindstandige tuilen; 5-kleppige doosvrucht . . . . Choísya Bladeren soms met gevleugelde bladvoet; bloemen wit, okselstandig; oranjekleurige besvrucht; twijgen gestekeld . . . . Poncírus c. Bladeren enkelvoudig.
Bladeren zomergroen, verspreid; bloemen klein, groenachtig, in trossen; 2-kleppige doosvrucht . . . . Oríxa Bladeren altijd groen, lederachtig; bloemen wit in eindstandige pluimen; rode vlezige steenvrucht . . . . Skímmia