Bomen of struiken met zomer- of zomer- en wintergroene bladeren; deze zijn overstaand, oneven geveerd. Bloemen 1-slachtig, meestal 4soms 5-tallig, in eind- of okselstandige pluimen of trossen; kelk- en kroonbladen imbricaat in de knop; 4-5 meeldraden, 4-5 vrije of vergroeide vruchtbladen;
stijl klein, doosvrucht 2-kleppig, 4-5-delig.
In bladvorm en groeiwijze gelijkt Evódia op Phellodéndron; van deze is hij te onderscheiden door de geheel naakte knoppen, de meer gedrongen bloeiwijze en de meestal 5-delige doosvrucht. Men kweekt Evódia van zaad.