Chili; 5 m.
Synoniem; E. pinnatifólia GAY.
Opgaand groeiende struik, soms een kleine boom vormend; twijgen opgaand groeiend, iets glanzend donkergroen, eerst behaard, later kaal. Bladeren geveerd, 3-5; blaadjes 3-6 cm lang, eivormig-elliptisch, bovenzijde glanzend donkergroen, eerst aan beide zijden behaard, later kaal, top spits, bladvoet meestal afgerond, bladrand zwak getand; bladsteel 0,5-1 cm lang. Bloeit Juli-Augustus met grote witte bloemen aan het einde der twijgen, meestal alleenstaand, soms 2 bijeen. Bloemen schaalvormig, 4 kelk- en 4 kroonbladen; meeldraden geel; zaden gevleugeld.
Bovenstaande struik is zeer waarschijnlijk bij ons niet winterhard; wordt echter in Engeland veel aangeplant. Hij vormt daar een stijf opgaand groeiende struik, met aan het einde der twijgen dicht opeengehoopte, op die van het geslacht Rosa gelijkende blaadjes. De struik is wintergroen, of in het voorjaar gedeeltelijk zijn blad verliezend.
X Eucrýphia nymansénsis BAUSCH is E. glutinósa X cordifólia CAV.. Bladeren gedeeltelijk enkelvoudig, gedeeltelijk geveerd. Bloeit vroeger en ook langer dan voorgaande soort. Bloemen zuiver-wit; meeldraden met oranje-gele helmknoppen.