Gepubliceerd op 15-03-2019

Eríca tétralix L

betekenis & definitie

Gewone dopheide Europa; 60 cm.

Laagblijvend, meestal kruipend struikje, met klierachtig behaarde twijgen, grijs-groene, naaldvormige bladeren, soms reeds in Mei bloeiend met rose bloemen in bundels aan het einde der twijgen; bij ons voorkomend op vochtige plaatsen in heidestreken.

Bladeren 3-5 mm lang, in kransen van 4; bij het uitlopen klierachtig gewimperd; bloeit van Mei-September in bundels van 3-10 bloemen; bloemsteel en kelk behaard, kelkslippen met klierharen bezet;

bloemkroon ongeveer 6 mm lang, rond-kruikvormig, met 4 korte tanden; 8 meeldraden binnen de kroon; helmhokjes met aanhangsels.

E.t.var. móllis BEAN blijft lager dan de soort, heeft grijs-groene bladeren en bloeit met crème-witte bloemen.
E.t.var. álba AIT. bloeit zeer rijk met helderwitte bloemen.

< >