W.- en Z.-Europa; 50 cm.
Bij ons een laag blijvend struikje, met meestal afstaande, fijn behaarde en spaarzaam met klieren bezette twijgen, zeer korte, schubvormige bladeren, van Juni-September bloeiend met tamelijk grote, rose-rode bloemen, in samengestelde, eindstandige schijntrossen. Bladeren 2-3,5 mm lang, met iets ingerolde, eerst klierachtig gewimperde rand; bloemen gewoonlijk 3 bijeen, okselstandig; kelkbladen spits, gewimperd; bloemkroon tot 1 cm lang, kruikvormig; meeldraden korter dan bloemkroon, helmhokjes zonder aanhangsels; stijl langer dan de bloemkroon. Verlangt bij ons een beschutte standplaats.
E.c.var.maweána BEAN; groeiwijze meer opgaand;
bladeren donkergroen; bloeit van Juli-November met rose-rode bloemen; bloemkroon 10-12 mm lang.
E.c.„Mrs.C.H.Gill”; compact groeiend met grijs-groene bladeren; bloemen donkerrose, in grote pluimen aan het einde der twijgen.
E.c. „Stoborough”; bloeit van Augustus tot October in grote eindstandige pluimen; bloemen in knop crème-wit, later zacht rose; bloemkroon 10-12 mm lang.