Japan; 5 m.
Synoniem: E. meistéria MAXIM..
Opgaand groeiend, met geheel kale twijgen; bladeren 2-4,5 cm lang, omgekeerd-eivormig, top meestal stomp of kort toegespitst, rand scherp gezaagd, bovenzijde kaal, onderzijde langs de hoofdnerf bruin behaard. Bloeit in Mei, even na de bladontwikkeling in 7-12-tallige hangende trossen; kelk zeer klein, met iets gewimperde kelkslippen; bloemkroon klokvormig, 5-7 mm lang, crème-wit, met onregelmatig getande zoom. Is van beide voorgaande soorten goed te onderscheiden door de kleinere bladeren en bloemen; de laatste met blijvend behaarde stelen en getande bloemkroon.