W.- en M.-China; 2 m.
Synoniem: D. corymbiflóra var. erécta LEM..
Een zeer zelden voorkomende soort, een losse opgaand groeiende struik met kastanjebruine, meestal in het tweedejaar afschilferende twijgen. Bladeren aan tot 6 mm lange bladstelen, soms bijna zittend, 3-6 cm lang, hoogstens 2,5 cm breed, lang-lancetvormig, top spits toelopend, bladvoet kort afgerond, rand met verspreid staande, zeer fijne, bijna genaaide tanden, schijnbaar aan beide zijden kaal, doch door de loupe bezien, aan beide zijden zeer kort sterharig, de onderzijde langs de middennerf kort behaard, grijs of bijna blauwgroen, de zijnerven bijna onzichtbaar.
Bloeit Juni-Juli met kleine, witte bloemen in brede, losse tuilen, soms tot 10 cm breed; bloemen bijna 1,5 cm in diameter met kort driehoekige kelkslippen, welke veel korter zijn dan de kelkbuis; kroonbladen lang-eivormig; stijlen meestal 3; meeldraden ongeveer half zo lang als kroonbladen; helmdraden breed getand.
D.s.var.corymbiflóra REHD. komt op onze kwekerijen meer voor dan de soort. Vormt een laagblijvende struik en heeft grotere bladeren dan de soort, eveneens ruw aanvoelend. Bloeit in Juni-Augustus, dus later dan de soort, met witte bloemen in losse, tot 10 cm brede tuilen.
