Himalaya; 2 m.
Een zeer weinig voorkomende struik met langgesteelde, 3-tallige bladeren, in Augustus-September bloeiend met lila-rose bloemen in grote, eindstandige pluimen.
Jonge twijgen zeer dun, zeer lang behaard blijvend;
bladeren aan tot 6 cm lange, behaarde bladstelen, de blaadjes gesteeld, tot 3 cm lang, het eind blaadje tot 2,5 cm. Blaadjes zeer verschillend van grootte, meestal 1,5-4 cm lang, 15-40 mm breed, eindblaadje groter, beide zijden blijvend behaard, bovenzijde donkergroen, onderzijde blauwgroen, meestal rond-eivormig, of rhombisch.
Bloemen tot 1 cm lang,in tot 10 cm lange pluimen;
peulvruchten tot 6 cm lang, sterk samengedrukt, 6-9-zadig.
Een zeer mooie sierstruik, merkwaardig omdat, wanneer de laatste bloemen nog aanwezig zijn, ook reeds volwassen peulen gevormd zijn, die niet afhangen doch meer opstaan, zodat een brede vruchttros wordt gevormd.