M.- en Z.-Europa; 1,5 m.
Synoniem: Lembotrópis nígricans GRISEB..
De soortnaam nigricans heeft betrekking op het zwart worden der meerjarige takken; ook herbarium-materiaal wordt zwart. Mooie, opgaand groeiende struik met ronde, grijs-groene, aanliggend behaarde, jonge twijgen en donkerbruine, bijna zwarte takken.
Bladeren kort gesteeld, gewoonlijk 3-tallig, zelden enkelvoudig; blaadjes tot 15 mm lang, eerst aan beide zijden lang behaard, later bovenzijde kaal, donkergroen, onderzijde blijvend aanliggend behaard;
elliptisch, meestal naar beide zijden smaller toelopend.
Bloeit Juni-Juli in tot 20 cm lange trossen aan het einde der twijgen; bloemen geel, 1 cm lang, vlag breed eivormig; kelk scherp getand; peulvrucht tot 3 cm lang, aanliggend behaard.
C. n. var. elongátus WILLD., synoniem: C. n. var. longispicáta HORT., blijft lager dan de soort, doch heeft veel langere bloemtrossen.