M.N.-Amerika; 6-10 m.
Synoniem: C.víridis var. nítida BRITT. et BROWN.
In groeiwijze, bladvorm en vruchten zeer veel op voorgaande soort gelijkend; eveneens een brede, bijna ronde kroon vormend met geen, of zeer weinig doornen. Bladeren 2-7 cm lang, eivormig, met spitse top en wigvormig toelopende bladvoet, niet of zeer onduidelijk drielobbig, geheel kaal, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde lichtgroen.
Bloemen in geheel kale tuilen; kelkslippen zeer fijn klierachtig gezaagd, soms gaaf; vruchten ongeveer 8-10 mm in diameter, bijna rond, rood, met melig vruchtvlees en 2-5 stenen.
Van voorgaande soort te onderscheiden door de onduidelijk gelobde bladeren en minder glanzende vruchten.
