Z.-Europa, W.-Azië; 2 m.
In de winter gelijkt de viltige rotsmispel zeer veel op C.integérrima, eveneens een kwarrig groeiende struik vormend met grijs-bruine twijgen; in de zomer is het verschil echter zeer groot, daar de bladeren veel groter zijn en aan de onderzijde blijvend grijsviltig. Ook de vruchten zijn groter en gewoonlijk met 3-5 stenen.
Twijgen geel, later grijsviltig; bladeren aan sterk groeiende twijgen, 4,5-6,5 cm lang, 3,5-4,5 cm breed, met meestal afgeronde, soms zwak hartvormige bladvoet en stompe of spitse top; aan korte twijgen kleiner en meestal met afgeronde top en bladvoet. Bloemen in Juni-Juli, in tuilen van 3-15, meestal eindstandig, aan vorigjarige twijgen; lichtrose met grijsviltig behaarde kelk en ronde kroonbladen; vrucht tot ruim 8 mm lang, donkerrood.