Wilgbladige rotsmispel W.-China; 5 m.
Bovenstaande soort komt bij ons zeer weinig voor;
meestal is, wat onder deze naam voorkomt, onderstaande variëteit floccósa, die ook veel harder is en zeer veel wordt aangeplant.
De wilgbladige rotsmispel wordt een hoge struik met horizontaal afstaande of in grote bogen overhangende twijgen, welke eerst viltig behaard, later geheel kaal zijn en bruin-rood getint. Bladstelen tot 5 mm lang, viltig behaard; bladeren 3-7 cm lang, 1-2 cm breed, ei-lancetvormig, met spitse top en wigvormig toelopende bladvoet, rand iets omgebogen, bovenzijde kaal, donkergroen met ingezonken nerven, onderzijde blijvend grijsviltig.
Bloeit in Juni met crème-witte bloemen in veelbloemige, viltig behaarde tuilen; vruchten tot 5 mm in diameter, rond-eivormig, helderrood, met 2-3 stenen.
C.s.var.floccósa REHD. et WILS. komt bij ons zeer veel voor; hij wordt een tot 4 m hoge struik in groeiwijze gelijk aan de soort. Bladeren donkergroen, zwak glanzend, de onderzijde wit- of grijsviltig. Bloemen tot 15 bijeen; vruchten glanzend scharlakenrood. In kleine groepen of alleenstaand zeer aanbevelenswaardig; vooral in het voorjaar zeer mooi, daar de zeer lange twijgen sterk viltig behaard zijn; in het najaar opvallend door de talrijke vruchten.
C.s.var.rugósa REHD. et WILS. wijkt van de soort af door iets bredere bladeren met vaak stompe top;
vruchten iets groter dan die van de soort.