W.-China; 3 m.
Deze soort is in de winter zeer goed te herkennen aan de zeer dunne, glanzende, donkerbruine twijgen, die in grote bogen overhangen, in de zomer aan de zeer kleine, bijna ronde, glanzend groene blaadje smet iets opstaande rand en in de nazomer aan de purperrode, bijna zwart gekleurde vruchtjes met slechts 2 stenen.
Bladeren 8-16mm lang, 6-12 mm breed, breed-ovaal, bijna rond, top meestal afgerond, zelden spits, bovenzijde glanzend donkergroen, kaal, onderzijde lichter en bij het uitlopen spaarzaam behaard. Bloemen in Juni, meestal 3-4 bijeen, lichtrose met iets behaarde kelkbuis en kort afgeronde kelkbladen; vruchten tot 8 mm lang, breed-eivormig, rijp zwart-rood getint.
