Japan; 4 m.
Een hoge struik vormend, uiterlijk het meest op C. spicáta gelijkend, doch met lichter gekleurde bloemen. Jonge twijgen kaal; bladeren 3-8 cm lang, meestal eivormig of soms bijna hartvormig, met toegespitste top, bladrand bochtig, doch tamelijk scherp getand, 8-12 paar zijnerven, bovenzijde iets glanzend groen, onderzijde blauw-groen en alleen bij het uitlopen langs de nerven behaard.
Bloeit April-Mei met ruikende lichtgele bloemen in 2-3 cm lange aren; kroonbladen tot 8 mm lang;
stijl en meeldraden zo lang als kroonbladen;
vrucht 7 mm breed.