Japan, Korea; 3-7 m.
Synoniem: Benthámia japónica SIEB. et Zucc..
Deze Japanse kornoelje vormt een hoge struik of kleine boom met sterk afstaande takken, aan de top iets overhangend. Het is een zeer mooi bloeiende boom, waarvan de kleine bloeiwijzen omsloten zijn door 4 grote schutbladen en de geheel samengegroeide, vlezige vruchten in vorm gelijkend op die van de framboos, in de nazomer tot rose-rood verkleuren en dan zeer mooi afsteken tegen de dan tot scharlakenrood verkleurende bladeren. Voor kleine groepen in grote parken, doch ook solitair in kleinere tuinen zeer aan te bevelen.
Twijgen afstaand, bruin, kaal; bladeren eivormig, 5-9 cm lang, aan 5-8 mm lange bladsteel, top kort toegespitst, bladvoet afgerond, 4-5 paar zijnerven, bovenzijde donkergroen, ruw aanvoelend, onderzijde iets grijs-groen, met meestal dichte baarden in de hoogste nerfoksels. Bloeit Mei-Juni in lang gesteelde, dichtopeen staande bloeiwijzen; bloemen zeer klein, donkerpurper; schutbladen (involucra) 3-5 cm lang, crème-wit of geel-wit, lang gepunt; vrucht 1,5-2,5 cm in diameter, framboosvormig, rose-rood.
C.k.var.xanthocárpa VENEMA is een geel-vruchtige vorm, door de Heer TERSTEEG te Naarden gewonnen.
C.k.var.chinénsis OSBORN is afkomstig van W. Hupeh en vertoont een meer opgaande groeiwijze. Bladeren iets groter dan bij de soort en met meer baarden in de nerfoksels; schutbladen crème-wit, 5-6 cm lang.