Witte kornoelje O.-Europa, Mantsjoerije, Korea; 4m.
Synoniem: C.tatárica MILL..
De witte kornoelje vormt een zeer hoge, opgaand groeiende struik met bruin-rode twijgen, donkergroene, aan de onderzijde blauw-wit getinte bladeren en kleine, geel-witte bloemen in eindstandige tuilen, terwijl de besvormige vruchten wit of iets blauw-wit getint zijn. Deze soort wordt nogal eens verward met andere, zoals C.baíleyi, eveneens opgaand groeiend, doch met aan de top dicht behaarde twijgen, terwijl het merg der twijgen bij deze breder is dan bij C.álba.
De bladeren van C.baíleyi zijn groter, aan de onderzijde meer aanliggend behaard, terwijl de vruchten eveneens blauw-wit getint zijn, echter bij C.álba hoger dan breed, bij C.baíleyi breder dan hoog.
Twijgen in de winter bruin-rood, straf opgaand groeiend; twijgen aanvankelijk aan de top zeer spaarzaam behaard, spoedig geheel kaal wordend. Bladeren 4-10 cm lang, aan 1-3 cm lange, kale bladsteel, eivormig, met kort toegespitste top, meestal afgeronde bladvoet, gewoonlijk met 4-8 paar zijnerven; bovenzijde donkergroen, onderzijde blauw-wit, geheel kaal wordend of zeer onduidelijk verspreid behaard. Bloeit Mei-Juni met geel-witte bloemen in 3-5 cm brede, schermvormige tuilen; vrucht 6-8 mm in diameter, hoger dan breed, blauw.
C.a.var.sibírica LOUD., synoniem: C.sibírica LODD., C.tatárica HORT. non MILL., een algemeen bekende, opgaand groeiende struik met in de winter koraalrode twijgen, ook de bladeren in de nazomer zeer mooi verkleurend.
C.a.var.spaéthii WITTM., bladeren in het voorjaar eerst bronskleurig getint, later goudgeel gerand en gevlekt, soms met geheel goudgele bladeren.
C.a.var.gouchaúltii REHD. wijkt van voorgaande variëteit af, doordat de bladeren eerst wit-geel en iets rosé zijn getint, later meer verlopend.
C.a.var.argénteo-margináta REHD. heeft witgerande bladeren, goed constant blijvend.
C.a.var.kesselríngii REHD., synoniem: C. sibírica var. kesselríngii E. WOLF, heeft bruin-rood uitlopende bladeren, terwijl in de winter de twijgen purperzwart gekleurd zijn, een zeer opvallende variëteit, die, in combinatie geplant met var. sibirica met koraalrode twijgen en C.stolonífera var. flavirámea REHD., met glanzend geel-groene twijgen, ook in de winter zeer effectvol is.