Varenberk N.-Amerika; 1-1,5 m.
Synoniem: Comptónia asplenifólia AIT., Myrica asplenifólia L. (p.p.).
Breed uitgroeiende struik met bruine, zwak behaarde twijgen; bladeren 6-12 cm lang, bovenzijde matglanzend donkergroen, onderzijde grijsgroen en zwak met klieren bezet, lang-lancet-, of lijnvormig, meestal veervormig gespleten. Bloeit Maart-April; ♂ bloemen in 1-1,5 cm lange katjes; ♀ bolvormige bloeiwijzen dicht tegen de twijg geplaatst; vrucht een bruin, glanzend nootje, 1,5-2,5 mm in doorsnede. Een zeer mooie sierstruik, welke in het najaar opvalt door de mooie herfsttint der fijn ingesneden bladeren; groeit op bijna alle gronden.
C. peregrína var. asplenifólia FERN., met zeer zwak behaarde, bijna kale twijgen, smallere bladeren en kleinere vruchten. Is in ons land in cultuur.