Z.O.N.-Amerika; 3 m.
Synoniem: C.alnifólia var. tomentósa MICHX.
In bladvorm zeer veel op voorgaande soort gelijkend, doch hiervan duidelijk te onderscheiden door blijvend kortviltig behaarde bladonderzijde, ook door langere, blijvend behaarde bladstelen en iets grotere bloemen.
Struik opgaand groeiend met eerst kortviltig behaarde, later kale of bijna kale, bruine twijgen; bladstelen 7-15 mm lang, kortviltig behaard; bladeren 4-10 cm lang, 3-4,5 cm breed, meestal omgekeerd-eivormig, met 7-10 paar zijnerven, top spits of kort toegespitst, bladvoet wigvormig, rand boven het midden scherp gezaagd met fijn toegespitste, afstaande tanden, bovenzijde iets ruw aanvoelend, spaarzaam kort behaard, donkergroen, onderzijde blijvend grijs kortviltig behaard. Bloeit Augustus-September met witte, riekende bloemen in tot 12 cm lange, opstaande pluimen; bloemen 8-10 mm in diameter aan tot 5 mm lange, behaarde bloemstelen, overigens als bij voorgaande soort.