Korea; 3 m.
Jonge twijgen hoekig, een weinig behaard; bladstelen tot 8 cm lang; bladeren geveerd, meestal dubbel driedelig, de blaadjes tot 6 cm lang, meestal heldergroen, onderzijde enigszins glanzend lichtgroen, lancetvormig of ovaal, bladrand ongelijk en scherp gezaagd of soms gelobd. Bloeit van Augustus tot September met geel getinte, enigszins ruikende bloemen, meestal 1-3 bijeen en deze 5-6 cm in doorsnede; kelkbladen 4; meeldraden talrijk, korter dan de kelkbladen.