Himalaya; 4 m.
In groeiwijze en bloemen op C. vitálba gelijkend en soms met de hiervoorgaande soort verwisseld. Van deze wijkt hij echter af door een dichte beharing aan de onderzijde der bladeren, terwijl de bloemen niet verkleuren.
Jonge twijgen en bladeren behaard; bladeren 3-6 cm lang, gewoonlijk 5-delig, zelden 3-delig; blaadjes breed-eivormig, top spits, voet afgerond of zwak-hartvormig, bladrand ingesneden getand. Bloeit eind Augustus-October met crème-witte bloemen in oksel- en eindstandige pluimen; bloemen 2 cm in diameter, met dicht behaarde kelkbladen.