Gepubliceerd op 14-03-2019

Cercocárpus H.B.K

betekenis & definitie

Struiken of kleine bomen met verspreid staande, zomer- of zomer- en wintergroene, enkelvoudige, veernervige bladeren met vroeg afvallende, met de bladsteel vergroeide steunblaadjes. Bloemen 2-slachtig, zonder kroonbladen in armbloemige, okselstandige schijnschermen; kelkbuis cylindervormig, met sterk verbrede zoom, die bij het vruchtzetten zich van de kelkbuis afscheidt; meeldraden 15-30;

stijl geveerd, ook na de vruchtzetting blijvend; vrucht 1-zadig, bijna geheel of gedeeltelijk door de kelkbuis omsloten.

Van bovenstaand geslacht, waarvan ongeveer 20 soorten bekend zijn, voornamelijk afkomstig van W.N.-Amerika, komen bij ons alleen enkele soorten voor in botanische collecties. Het zijn betrekkelijk onaanzienlijke struiken, weinig opvallend, met groen-witte of rood gekleurde bloemen. Typisch zijn de besvormige vruchten met geveerde, lang blijvende stijl. Cercocárpus verlangt een beschutte standplaats en een goed doorlatende, kalkrijke bodem; kweekwijze: van zaad, zomerstek of afleggers.

< >