Judasboom W.-Azie, Z.-Europa; 10 m.
Synoniem: Siliquástrum orbiculátum MÖNCH.
De bij ons meest voorkomende soort, gewoonlijk als struik, soms als plat gekweekte struik tegen muren voorkomend, vóór de bladontwikkeling in bundels bloeiend tot op het 6-8-jarige hout met donker rose tot violet rosé zuiver vlindervormige bloemen.
Als struik zeer breed uitgroeiende met kale, rood-bruine twijgen dicht met lenticellen bezet. Bladeren hartvormig, 7-12 cm breed, iets breder dan lang, top afgerond, bladslippen aan de voet wijd uiteenstaand, bladrand gaaf, bovenzijde glad en iets glanzend donkergroen, onderzijde licht blauw-groen, geheel kaal;
bladsteel 3-4 cm lang.
Bloeit April-Mei in bundels van 3-6; bloemen 1,5-2 cm lang, aan tot 2 cm lange bloemstelen; peulvrucht 7-10 cm lang, vlak, bij rijp worden in Augustus-September tot bruin verkleurend.
C. s. var. álba WEST. ; iets minder hard groeiend dan de soort, met licht rose, later bijna geheel witte bloemen.