Gepubliceerd op 14-03-2019

Celástrus L

betekenis & definitie

Meestal klimplanten met windende twijgen en zomergroene, verspreid staande, enkelvoudige bladeren; bloemen 5-tallig, gewoonlijk 1-slachtig, soms 2-slachtig; meeldraden en stijl kort; vruchtbeginsel 3-hokkig; vruchten geel of rood getint;

zaden met scharlakenrode arillus (zaadmantel).

Voor begroeiing van muren, pergola’s of oude bomen kan men alle hieronder beschreven soorten gebruiken;

plant men tegen bomen, dan bedenke men, dat de stevige twijgen, indien zij ongehinderd doorgroeien, stam en takken geheel omsnoeren, waardoor de boom soms geheel verwoest kan worden. In bijzondere gevallen past men dit wel toe in verband met de aanleg van een park, wanneer het verlies van enige takken bij oude bomen kan opwegen tegen de waarde van een hooggroeiende klimplant, welke in het najaar zeer lang haar mooi gekleurde vruchten behoudt. Celástrus groeit op bijna alle gronden, zowel op zonnige als beschaduwde plaatsen; soms wordt hij zeer lastig door de vele worteluitlopers. Men kweekt de verschillende soorten van zaad, van worteluitlopers of door afleggen.

< >