N. -China; 3 m.
Dicht vertakte struik, of op stammen van C.bignonioídes veredeld, een bijna ronde, dicht vertakte kroon vormend met kleine, donkergroene, iets glanzende bladeren, in Juli bloeiend met 3-3,5 cm lange, witte bloemen in eindstandige trossen. Twijgen met korte internodiën, donkergrijs, kaal; bladstelen tot 8 cm lang, kaal; bladeren 7-16 cm lang, eivormig, met lang toegespitste top en zwak hartvormige of bijna vlakke bladvoet, meestal ongelobd en aan beide zijden bij de bladvoet zwak getand, soms 3-lobbig met spitse lobben, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde iets lichter, zeer glad aanvoelend en kaal. Bloemen in weinigbloemige trossen, wit, binnenzijde rood-bruin gevlekt; kroonlobben teruggeslagen; doosvrucht tot 35 cm lang; zaden sterk gekuifd.
