Gepubliceerd op 19-03-2019

Caryópteris incána MIQ

betekenis & definitie

Japan, O.-China; 1 m.

Synoniem: C.mastacánthus SCHAU., C.sinénsis DIPP..

Laagblijvende, doch breed uitgroeiende struik met viltig behaarde twijgen, bladstelen, bladonderzijde en bloeiwijze, in Juli-Augustus rijk bloeiend met kleine violet-blauwe bloemen in dichte okselstandige bloeiwijze aan het einde der twijgen, schijnbaar een pluimvormige tros vormend. Bladeren aan tot 2 cm lange bladsteel, ei-lancetvormig, 3-8 cm lang, 2-4 cm breed, bovenzijde dofgroen, behaard top stomp of spits, bladvoet kort afgerond, rand grof getand, tanden stomp; bloemen ongeveer 8 mm lang, met korte buis, aan buitenzijde iets behaard;

kelktanden spits; bloemkroon met 5 tot aan de kelktanden ingesneden lobben, waarvan 1 franje-achtig ingesneden; meeldraden vóór de bloemkroon uitstekend. Deze soort verlangt een beschutte standplaats; bij strenge winters vriezen de twijgen terug; daar deze soort op het jonge hout bloeit en de struik gemakkelijk weer uitloopt, is er geen bezwaar om het mooi bloeiende struikje een plaats in onze tuinen of parken te geven.

< >