Erwtenstruik Dit geslacht is door KOMAROV zeer uitvoerig bewerkt; de ruim 50 bekende soorten zijn door hem in 8 secties ondergebracht. Bij ons komen slechts enkele soorten voor, alle zomergroene, hoog groeiende of laagblijvende struiken met evengeveerde, soms schijnbaar onevengeveerde, bladeren met afvallende of vaak verdoornde hoofdbladsteel en soms tot dorens vergroeide steunblaadjes. Bloemen meestal geel, zelden oranje of enigszins rood-wit, okselstandig, alleenstaand of in armbloemige bundels. Vlag opstaand, evenals de vleugel gesnaveld; stijl kaal; peulvrucht lijnvormig, rolrond, 2-kleppig.
Voor gebruik en kweekwijze zie men bij de beschrijving.
A. Hoofdbladsteel in de herfst afvallend, niet verdoornd; bladeren met 3-9 paar blaadjes, aan dezelfde plant soms 2 paar